‘Soms vraag ik me weleens af waar ik aan begonnen ben’, lacht olympisch kampioen Pirmin Blaak (36) over zijn avontuur als keeper in België. Af en toe maakt hij voor Nederlandse begrippen de gekste dingen mee, maar tegelijkertijd ervaart hij ook veel bewondering voor zijn prestatie in Parijs. ‘In België gaan ze respectvol om met olympisch kampioenen.’

Het is afgelopen zondag een ongelukkige speling van het lot. Juist nu het in Nederland herfstvakantie is, en meerdere Nederlandse hockeyliefhebbers speciaal voor hem de grens zijn overgestoken voor een bezoek aan zijn nieuwe club Braxgata in het Belgische dorpje Boom, speelt hij niet. Geen minuut. Met een bezweet hoofd verlaat hij na de warming-up het veld. Uit voorzorg. Hij heeft nog te veel last van zijn griepverschijnselen van afgelopen week.

‘Slechte timing, hè’, vat de 154-voudig international het gevoel samen van de voorzitter van zijn eerste hockeyclub Barendrecht en diens vrouw, van een jochie dat keept bij MEP, van een klein meisje dat onder de lat staat bij Push, van haar vader, haar moeder en nog een aantal andere Nederlanders die de reis naar België hebben gemaakt. Voor niets.

Blaak: ‘Ik kreeg vanochtend al allerlei appjes. Zo van: speel je vandaag? Dan komen we naar je kijken. Zelfs mijn eigen moeder was hier vandaag voor het eerst’, vertelt de van Oranje-Rood overgekomen doelman na afloop van de wedstrijd tegen koploper Herakles (2-2) in het clubhuis van Braxgata. Hij is de vierde olympisch kampioen die bij zijn nieuwe club onder contract staat, na de Belgen Arthur Van Doren, Loïck Luypaert en Thomas Briels.

Pirmin Blaak laat zijn vader zijn polsslag voelen nadat hij na de warming-up bezweet het veld verlaat. Foto: Willem Vernes

Blaak zou dit seizoen een attractie zijn geweest op de Nederlandse velden

Dertien jaar lang duurde het sinds zijn debuut in Oranje in 2011 om de status te bereiken die hij nu heeft bereikt. In het Nederlands elftal was Blaak nooit onomstreden. Hij was reservekeeper bij de Olympische Spelen van Londen in 2012 en Rio de Janeiro in 2016. Toen zijn concurrent Jaap Stockmann zijn loopbaan beëindigde en de weg eindelijk vrij leek om de vaste eerste keeper van Oranje te worden, koos bondscoach Max Caldas voor een verrassende wending. Hij liet hem om het kwart wisselen met concurrent Sam van der Ven.

Zelfs nadat Blaak dat gevecht in zijn voordeel had beslist en eind 2018 op het WK in India werd uitgeroepen tot beste keeper van het toernooi, moest hij in de zomer van 2019 op het EK in Antwerpen zijn plek onder de lat alweer delen met Van der Ven. Ook na Blaaks olympisch debuut in 2021 in Tokio moest hij zichzelf onder de vleugels van Jeroen Delmée opnieuw bewijzen en ontstond er weer een nieuwe concurrentiestrijd. Nu liet hij Maurits Visser (Bloemendaal) en Derk Meijer (Rotterdam) achter zich.

Maar toen gebeurde er iets moois. In Parijs keepte Blaak het toernooi van zijn leven. Miljoenen televisiekijkers zagen hoe hij in de finale tegen Duitsland met drie gestopte shoot-outs Oranje naar de eerste olympische titel leidde in 24 jaar. Drie keer won Blaak het EK, twee keer de Pro League, maar nu pas rekende hij eindelijk af met alle twijfels die er over hem bestonden. Alle jonge keepertjes in Nederland hadden er in één klap een held bij. Blaak zou dit seizoen voor hen een attractie zijn geweest op de Nederlandse velden. Maar uitgerekend nu speelt hij in België. Is dat niet zonde?

Pirmin Blaak bij het clubhuis van zijn club Braxgata in België. Foto: Willem Vernes

Je wilt ook niet weten hoeveel bloemen ik hier al heb gehad. Daar kan ik bijna mijn eigen winkel mee beginnen Pirmin Blaak over het respect dat er voor hem is in België

‘Heel eerlijk? Ik had verwacht dat ik hier anoniem onder de lat zou staan. Dat ze bij wijze van spreken niet eens zouden weten dat ik olympisch goud heb gewonnen. Maar niets is minder waar’, concludeert de oud-international na de eerste tweeënhalve maand van zijn avontuur over de grens. Ook in België ervaart hij veel respect voor zijn prestatie op de Olympische Spelen.

‘Kinderen staan hier achter het doel ‘Blaak’ naar me te roepen. Niet alleen degenen met een shirtje van Braxgata. Ook de kinderen die een shirtje dragen van de tegenstander. Laatst hoorde ik een vader in het Frans aan zijn zoon uitleggen dat ik olympisch kampioen ben. Speakers roepen dat ook om. Mijn teamgenoten zijn ook allemaal hartstikke blij voor me. Zelfs de internationals van België. Hier op Braxgata ben ik na de eerste thuiswedstrijd ook gehuldigd. De eerste uitwedstrijd kwam nota bene de voorzitter van de tegenstander naar mij toe, om mij netjes te feliciteren. Je wilt ook niet weten hoeveel bloemen ik hier al heb gehad. Daar kan ik bijna mijn eigen winkel mee beginnen.’

Het publiek staat bij de topwedstrijd Braxgata-Herakles (2-2) rijen dik. Foto: Willem Vernes

Uiteindelijk heb ik me op het veld maar omgekleed. In de dug-out. Daar stond ik dan, als olympisch kampioen. Pirmin Blaak

Ondanks zijn warme ontvangst en het respect dat hij ervaart blijft het toch iets bijzonders hebben: een Nederlandse olympisch kampioen die nu in de Belgische competitie verwonderd om zich heen kijkt. Af en toe maakt Blaak voor Nederlandse begrippen de gekste dingen mee.

‘Wij speelden een paar weken geleden een uitwedstrijd tegen Oree, in Brussel. Gek genoeg ligt het clubhuis van Oree niet op hetzelfde complex als het veld. Dat ligt drie kilometer verderop. Serieus. Dus ik kom aan bij het veld, maar daar bleken ze dus geen kleedkamers te hebben. Er zit wel een padelclub. Ben ik me dáár maar gaan omkleden. Maar ja, werd ik door die padellers weer weggestuurd. Uiteindelijk heb ik me op het veld maar omgekleed. In de dug-out. Alsof ik een speler van Jongens B7 was. Daar stond ik dan, als olympisch kampioen.’

Een paar weken later speelde Blaak een uitwedstrijd tegen topclub Waterloo Ducks. Het veld stond vol met internationals. Maar het lag óók vol met herfstbladeren. ‘Zit ik samen met Arthur Van Doren en Loïck Luypaert in de kleedkamer. Komt Dames 1 ineens binnen. Hun wedstrijd was net afgelopen en we bleken dezelfde kleedkamer te delen. Ik vroeg nog aan die meiden: zal ik maar even weggaan dan? Want ik moest me nog omkleden. Maar dat hoefde niet van ze. Heb ik me toch maar omgekleed terwijl zij er gewoon bij stonden. Kennelijk zijn ze dat in België gewend.’

Pirmin Blaak beschouwt de wedstrijd na met de Belg Loïck Luypaert. Foto: Willem Vernes

‘Braxgata is een warme club’

Aan de andere kant van de grens is de olympisch kampioen in een andere wereld beland. Een wereld die vanuit Nederlands perspectief soms de wenkbrauwen doet fronsen, maar waar op sommige andere vlakken het gras misschien wel weer groener is.

Meer dan in Nederland is een bezoek aan een competitiewedstrijd van Braxgata een evenement. Langs de lijn staat het deze zondagmiddag rijen dik. De tribune zit afgeladen vol. Leden van de businessclub schuiven een uur voor de wedstrijd gezellig aan voor een uitgebreide lunch. Cheerleaders vermaken het publiek tussen de kwarten in met een dansje op het veld. Naast het clubhuis staat een tent waar hamburgers worden gebakken. Iets verderop vermaken kinderen zich op een springkussen. Voor de toeschouwers is een zondagmiddag op Braxgata duidelijk een dagje uit.

Blaak: ‘Ik geniet met volle teugen van mijn avontuur hier. Braxgata is een warme club. Dat de omstandigheden in de Belgische competitie soms minder professioneel zijn dan ik in Nederland gewend was, maakt ook wel weer iets positiefs in me los. Het dwingt me om buiten mijn comfortzone te treden. Bovendien is het niveau hoog en presteren we goed, met de derde plek op de ranglijst. Ik heb het hier naar mijn zin. Daar gaat het om.’